Nederlands Militair Erfgoed

Een portret van Jan van Swieten (1807-1888)

Jan van Swieten (1807-1888)

 In 1919 voltooide de schilder J. Quisthoudt zijn portret van Jan van Swieten. Het was een postuum portret, dat de generaal van zijn zondagse kant toont. De onderscheidingen die op zijn borst prijken, leggen getuigenis af van zijn successen als militair: de Java-medaille, het Metalen Kruis, het Kruis voor Krijgsverrichtingen, de atjeh-medaille, de Orde van de Nederlandse Leeuw en het Grootkruis van de Militaire Willems-Orde. Ook Van Swieten behoorde tot de eredivisie van de Nederlandse militairen, zoveel is duidelijk.

Een modelloopbaan

Zijn militaire carrière was inderdaad indrukwekkend. Als jong luitenant deed hij krijgservaringen op in de Javaoorlog (1825-1830) en de Tiendaagse Veldtocht (1831). IN Nederlands-Indië nam hij vanaf 1835 deel aan vrijwel alle grote militaire campagnes in de buitengewesten. Tijdens de derde Balische expeditie in 1849 kreeg hij zijn kans. Generaal Michels sneuvelde en Van Swieten nam de leiding van de expeditie over. Zijn loopbaan kwam daarna in een stroomversnelling. Hij werd gepromoveerd tot kolonel en benoemd tot gouverneur van Sumatras Westkust. Als commandant van het Nederlands Oost-Indische leger verliet Van Swieten in 1862 de actieve dienst. Bij zo'n geslaagde loopbaan kon de hoogste militaire onderscheiding die Nederland kende niet uitblijven. Al in 1828 was Van Swieten tot Ridder der vierde klasse van de Militaire Willems-Orde benoemd. In 1846 werd hij bevorderd tot Ridder der derde klasse voor zijn rol tijdens de acties op Sumatra het jaar daarvoor. Vlak voor zijn pensionering volgde zelfs nog een bevordering tot commandeur ter zake der door hem als Kommandant en Chef der tweede Bonische Expeditie bewezene uitstekende diensten. Vel woorden werden er dus niet aan besteed. Het illustreert hoezeer de Willem onderdeel was geworden van het militaire leven in Nederlands-Indië. Een grootse Indische militaire carrière zonder moed, beleid en trouw was ondenkbaar.


Atjeh

In 1873 werd opnieuw een beroep op de militair Van Swieten gedaan. Na het debacle van de eerste expeditie in Atjeh, hoopte men dat de gepensioneerde generaal de rust in het gebied zou kunnen herstellen. Hij leek daarin te slagen ook. Op 24 januari 1874 veroverde Van Swieten de Kraton (vorstenverblijf) van de sultan van Atjeh. Hij liet daarop het Wien Nêerlands Bloed door de Kraton schallen en ontkurkte de meegenomen champagne. Als een heuse triomfator4 poseerde hij vervolgens voor de fotograaf, zittend op een buitgemaakt kanon en omgeven door zijn officieren. De Kraton is ons, en het trotsche volk van Atjeh heeft voor uw moed en uw krijgskunde moeten zwichten!. Als een held keerde Van Swieten terug. Ter beloning werd hij bevorderd tot Ridder-Grootkruis der Militaire Willems-Orde. Lang duurde Van Swietens roem echter niet. Het verzet van de atjeeërs bleek taaier dan ingeschat, en Van Swieten werd verweten te zachtzinnig te zijn opgetreden. Tot zijn dood was Van Swieten vervolgens verwikkeld in felle polemieken. De pacificatie van Atjeh zou hij niet meemaken. Dat gebeurde pas later, door een jongere generatie met andere opvattingen.