Nederlands Militair Erfgoed

Tijdschriften

Toegang tot het Indisch Militair Tijdschrift en de Cadettenalmanak 

00106573 027Meer dan 70 jaar was het Indisch Militair Tijdschrift het officiële en toonaangevende tijdschrift van het Nederlands-Indisch  officierskorps.

Gestart in januari 1870 als het Militair tijdschrift, kreeg het vanaf 1877 de naam Indisch Militair Tijdschrift waaronder het bleef bestaan tot 1942.
Het maandelijks gepubliceerde tijdschrift van circa 100 pagina’s behandelde een brede keur aan militaire koloniale onderwerpen. Daarnaast werden ook veel artikelen geschreven over Nederlandse of Europese problemen, zonder enig koloniaal verband.

De vermaarde Bataafse drukkerij Bruining en Wijt nodigde eind jaren zestig van de 19e eeuw de 26 jaar jonge en ambitieuze luitenant E.B. Kielstra van het Nederlands-Indisch Ingenieurs Corps uit als hoofdredacteur van het nieuwe tijdschrift.
Kielstra accepteerde enthousiast, maar wel op voorwaarde dat de koloniale autoriteiten in Nederlands-Indië de publicatie van het tijdschrift zouden ondersteunen. Een wijze stap, gezien eerdere gestrande pogingen tot andere periodieken. Ook vroeg hij toestemming om de militaire archieven te kunnen raadplegen en stukken te publiceren, waarbij Kielstra garandeerde niet de staatsveiligheid in gevaar te brengen.
Dit verzoek werd ingewilligd door gouverneur generaal P. Mijer op 31 augustus 1869, mits de redacteur en inzenders de autoriteiten hoog in het vaandel zouden houden.

In de eerste editie van het Indisch Militair Tijdschrift vermeldde luitenant Kielstra dat hij nieuwe tijdschriftinzendingen verwelkomde op het gebied van militaire wetenschappen en de kunst van het oorlogvoeren, betrekking hebbend op het Nederlands-Indisch leger en zijn personeel. Gespreksonderwerpen zouden zaken in plaats van personen moeten betreffen, en als doel hebben de verbetering van het koloniale leger in het algemeen. Het tijdschrift zou volgens Kielstra wetenschappelijk moeten zijn en bedoeld voor het gehele officierskorps.

Naast een paar trouwe schrijvers, had het blad een chronisch tekort aan medewerkers. Een oorzaak kon gezocht worden in de vrees voor eventuele consequenties van het bijdragen aan een militaire publicatie. Ook de omstandigheden waaronder geschreven moest worden, lieten te wensen over. De regering in Batavia had het recht verworven van supervisie over de pers. Uitgevers moesten van elke publicatie een exemplaar inleveren aan de regerings censuur.
Hier was veel protest tegen; zo noemde staatsman Thorbecke dit artikel in de wet 'een gewrocht de duisternis'. Toch bleef het ongewijzigd tot 1906.
Het was te begrijpen dat medewerking verlenen aan een militair tijdschrift met enig wantrouwen werd bekeken. En helemaal omdat de twee voorgangers van het nieuwe blad geen succesverhaal hadden weten te boeken.

In september 1863 verscheen de Militaire Courant voor het Nederlandsch-Indische Leger in Soerabaia door de heer Chs. Kocken. Dit tweewekelijkse blad doelde op bevordering van nuttige wetenschappelijke kennis onder officieren van het leger en op verbetering van hun levensomstandigheden, oftewel op betere betalingen. In 1865 werd het tijdschrift echter stopgezet wegens wan betalende abonnees.
Het zelfde lot was beschoren aan het tijdschrift Mars, Tijdschrift voor het Indische Leger. Dit blad, uitgegeven door een andere groep officieren, in Semarang, verloor het leven na slechts een jaar.

Beide tijdschriften hadden een kritische insteek. Censuur van de overheid werd verworpen en de algemene toon was compromisloos en liberaal. De officieren van deze bladen liepen op tegen een muur van conservatieve officieren en onwelwillende overheden.
In dit licht beloofde Kielstra al vanaf het begin een betrouwbaar tijdschrift te produceren, en de autoriteiten zagen tegen genoemde achtergrond reden hem vrij toegang te geven tot documenten.
Deze gecontroleerde houding van het IMT werd geregeld bekritiseerd, en soms als vreselijk ouderwets gezien.

Ondanks dat, biedt het IMT de hedendaagse historici een waardevolle kijk op allerlei militaire kwesties die de aandacht trokken van de Nederlands-Indische officiers klasse. Het geeft een beeld van de interesses van de officieren, het wijdt aandacht aan militaire historie, de organisatie van het koloniale leger, et cetera, in de periode waarin Nederland steeg tot een feitelijk imperiale macht in Indonesië.
Elke maandelijkse editie werd samengesteld aan de hand van een strikt schema: artikelen over verschillende koloniaal militaire onderwerpen, een paar boekrecensies, een aantal pagina’s met korte praktische mededelingen, quotes uit de pers, en mededelingen door het Ministerie van Oorlog.
De artikelen omvatten een breed aanbod van onderwerpen, van slechte salarissen en pensioenen tot promotieregels en inheemse soldaten, expedities en alcoholverslaving onder soldaten.
De oplage varieerde van soms 500 tot soms 900. Rond de eeuwwisseling was circa 40% van de 1700 leden van het officierskorps abonnee. Voor een abonnement betaalde men fl. 12 tot 15, - Stevig in het begin, maar in de latere jaren een schappelijke prijs.

Na 72 jaar het leidende tijdschrift te zijn geweest op militair gebied, maakte de Japanse invasie in de Nederlandse Indië in maart 1942 voorgoed een einde aan het bestaan van het Indisch Militair Tijdschrift.


Tekst Jaap de Moor (bewerkt)

 << Naar alle projecten